Ga naar de inhoud

Meta-oog, microvlinder

Een lange naam voor een minuscuul beestje, de basterdwederikpeulmot. Zonder te verraden of het een hij of een zij is, zit het tegen het witte plafond boven aan het trapgat, zich koesterend in het kunstlicht. De rupsjes leven op de basterdwederik en aanverwante planten, daarvan groeien er hier wel wat in de buurt. Het hoort tot de insecten die ook in de winter nog actief zijn; het aantal stijgt nu zich steeds vaker zachte vrijwel winterloze winters voordoen.
Moeilijk te zeggen of dit micronachtvlindertje zich al eerder in huis ophield, je oog moet er toevallig op vallen. Of misschien niet helemaal toevallig, want het is natuurlijk wel het aandachtige oog. En tegelijkertijd: het respectvolle, het meta-oog. Het bestuderende, tot op zekere hoogte bewonderende. Het constateert dat je niet alleen zelf leeft, maar de basterdwederikpeulmot ook. We houden ons op in hetzelfde universum, we kunnen elkaar – omdat ik een paar treden lager op de trap naar zolder ben gaan staan – in de ogen kijken. Ik besef dat de mot de aantrekkingskracht voelt van het licht terwijl het beestje zelf waarschijnlijk niet doorheeft dat dit licht een vorm van bedrog is, want het is niet de zon en niet de maan die daar straalt, het is een peertje.
Ik schakel het uit, er hoeft geen lamp te branden op de trap als ik op zolder verblijf. De toch al nauwelijks zichtbare basterdwederikpuntmot verdwijnt volledig uit mijn nu duistere blikveld. Ik stap de zolderruimte in, knip het kunstlicht daar aan, ervan uitgaande dat het vlindertje zich pas weer zal verroeren wanneer de schamele winterzon de volgende ochtend via het zolderraam het trapgat in schijnt.
Maar als ik een uur later de zolder verlaat en het trapgatlicht weer aandoe, is de basterdwederikpeulmot gevlogen. Wij zouden van de trap donderen, een mot vindt zijn of haar weg op de tast. 


© 2019 sander grootendorst