Bliep bliep! Bliep bliep! Om vier uur ’s nachts gaf mijn nieuwe mobieltje een signaal af dat mij wekte uit zoete dromen. Had ik het alarm per abuis een paar uur eerder gezet dan de bedoeling was? Nee, dat kon het niet zijn. Het alarm doet geen ‘bliep’, het doet een muziekje. Het bleek dat de blieps het teken waren dat er een e-mail was binnengekomen. Nou goed, ik was toch klaarwakker, even checken dan maar. „Bijzondere vleermuis gespot in Groningen”, luidde de mededeling.
Ik ben natuurliefhebber, maar er zijn grenzen…
Het mailtje was het dagelijkse ‘Natuurbericht’, waarop ik ben geabonneerd, mede met het oog op de wekelijkse rubriek Waarnemingen in de Stentor.
De vleermuizen in Groningen – ver van het Land van Berkel en IJssel – lieten mij onverschillig. Ook al waren het dan franjestaarten, een zeldzame soort. Ik wilde gewoon slapen, ik ben geen nachtdier (vleermuizen wel).
Het was mijn eigen schuld, had ik de handleiding van het mobieltje maar beter moeten lezen. Dat natuurbericht wordt waarschijnlijk automatisch gegenereerd, de samenstellers ervan hebben allerminst de intentie om de abonnees er midden in de nacht mee te confronteren. Normaliter open je zo’n mailtje ergens in de loop van de dag.
Je mag de natuurliefhebber in mij best wekken uit een diepe slaap, maar dan later in het jaar. Vogels zijn eerder actief dan de meeste mensen. In de lente zingen ze om vier uur al om het hardst. Als het een keer is gelukt om gelijktijdig met de vogels uit de veren te gaan, dan is de voldoening groot. Heerlijk om al ver vóór de dagelijkse autostroom op pad te zijn. Tjiftjaf en grasmus kijken vanaf hun zangpost verbaasd naar het verder geheel lege wegdek en denken: hé, een fietser. In de lente en de zomer behoort de wereld direct na zonsopkomst – of eigenlijk al een uurtje daarvóór – aan de natuur. Wat dat betreft is het jammer dat Nederland in 1977 de zomertijd heeft ingevoerd. Daarmee hebben we een uurtje van de natuur afgepakt.
Naast tijd wordt vooral ruimte van de natuur afgesnoept. Het huidige kabinet heeft weinig op met de natuur, dus het zal van andere initiatieven moeten komen.
Maar dit is niet de plek om het huishoudboekje van de regering te bespreken. Er zijn blijkbaar enorme bezuinigingen nodig en dan moet je keuzes maken. Want de economische motor van het land moet ook in crisistijden blijven draaien. Al kun je eraan toevoegen: niet ten koste van alles. En: niet op basis van onverschilligheid. Dat de Groningse vleermuis mij midden in de nacht onverschillig liet, à la. Je kunt in je liefde voor de natuur doorslaan en ik ken natuurliefhebbers voor wie dat geldt. Maar laatst hoorde ik een discussie over mestinjectoren. Iemand zei: die dingen zijn de doodsteek voor het bodemleven én de doodsteek voor weidevogels. Al hun nesten gaan onherroepelijk verloren.
Iemand anders haalde de schouders op en zei: ‘Lekker belangrijk.’
Dáár kan ik met de pet niet bij. Los van de discussie over de noodzaak van mestinjectie of bezuinigingen. Als het je allemaal niets kan schelen, als je niet op z’n minst een beetje vogelvreugde voelt bij het horen en zien van prachtige schepsels als kievit en grutto, sinds mensenheugenis te gast op Nederlandse landbouwgronden, dan… ja, dan weet je volgens mij niet wat lente is en niet wat een mens en een kievit gelukkig kan maken.
ⓒ Sander Grootendorst|de Stentor (Zutphen) 2011