Hoe God verdween uit Zutphen, en terugkeerde
Tussen 1492 en 2018 lag een beschadigd beeld van God de Vader onder de vloer van de Walburgiskerk in Zutphen verborgen. Archeologen groeven het op. Sinds vrijdag is het weer te bezichtigen op de plek waar het ooit in vol ornaat heeft gestaan.
De officiële plechtigheid was een zakelijke met een dichterlijk randje. Burgemeester Annemieke Vermeulen en vice-voorzitter Wout Kruidenier van de stichting Oude Gelderse Kerken ondertekenden een bruikleenovereenkomst. Herman Krans, bestuurslid van de stichting Walburgiskerk: “Het gaat niet om een expositiebruikleen, er is geen retourformuliertje aangehecht. De bruikleen is eeuwigdurend.” Jurist Krans leek even als theoloog te spreken…
Vondsten in de Walburgiskerk zijn eigendom van de gemeente en zo belandde ook God de Vader tussen de andere opgravingen in het depot. Burgemeester Vermeulen: “Het bevindt zich nu juridisch en gevoelsmatig weer waar het hoort.”
“Toen de protestantse gemeente Zutphen in 2016 de Walburgis overdroeg aan de stichting Oude Gelderse Kerken was onze eerste gedachte: er moet vloerverwarming in.” Aldus vice-voorzitter Kruidenier. Anders zou de kerk een groot deel van het jaar koud en ontoegankelijk blijven. Aan de aanleg van de verwarming ging archeologisch onderzoek vooraf. En zo kwam God boven water.
Volgens kunsthistorica Elizabeth den Hartog, die een korte inleiding hield, maakte de sculptuur oorspronkelijk deel uit van een altaarstuk met links Christus, afgebeeld als koning, in het midden de Heilige Geest, afgebeeld als duif, en rechts God, afgebeeld als keizer. Maar Christus noch Heilige Geest zijn teruggevonden. De Zutphense beeldend kunstenaar Saskia Obdeijn heeft ze schetsmatig naast het Godsbeeld neergezet en zo zijn ze in de toonkast, vervaardigd door de Zutphense ontwerper Michael Beer, voortaan gedrieën te zien.
“Met de neus omlaag, begraven als een misdadiger,” zei Den Hartog over de positie waarin het beeld in 2018 werd aangetroffen. Het verband met de Beeldenstorm is gauw gelegd. Protestanten in heel Europa – Zutphen niet uitgezonderd – gingen de overdaad aan beelden in kerken te lijf. De beschadiging van deze specifieke God de Vader staat evenwel los van de Beeldenstorm, betoogde Den Hartog. Ze liet plaatjes zien van dat grootschalig vijftiende-eeuws vandalisme, waarbij consequent het aangezicht van de heiligenbeelden werd weggeslagen. “Waarom is dat bij dit beeld niet gebeurd? Wel is een flink stuk van Gods kroon eraf, en zijn linkerhand waarin hij mogelijk een scepter droeg.” Ook een vogel (een adelaar?) moest het ontgelden.
De vandaal verrichte zijn daden met enige nuance.
Den Hartog: “In de loop van de vijftiende eeuw was men God als keizer gaan afbeelden, om aan te geven dat de macht van de keizer rechtstreeks van God kwam. Hoe dat precies zat, is een ingewikkeld verhaal, maar de gehate Habsburgse keizer Maximilian had het een tijdlang voor het zeggen in Zutphen. Daaraan kwam in 1492 een einde.” Den Hartog acht het niet onwaarschijnlijk dat een Zutphenaar toen zijn kans schoon zag en precies de machtssymbolen verwoestte. Het gezicht van Onze Lieve Heer liet hij intact.
Dat het relatief kleine beeld (43 bij 55 centimeter) daadwerkelijk God voorstelt en niet de keizer, valt volgens Den Hartog onder meer af te leiden uit het feit dat de beeldhouwer hem op een wolkentroon heeft geplaatst.
Ex-stadsdichter Tim Pardijs refereerde eraan in het gedicht dat hij voordroeg, getiteld Kleurverandering: “Wij zijn in de wolken als we God kunnen optillen”. Pardijs was wel even geschrokken, zei hij, bij de zwaarwichtige vraag of hij een gedicht over God wilde schrijven. Maar toen nestelde hij zich in het hoofd van de stadsarcheoloog en noteerde als beginzin: “Ik heb God gevonden.”
Daar was niets aan miszegd, vrijdag in de Walburgiskerk. God is terug van weggeweest.
© sander grootendorst / Achterhoek Nieuws