In ‘Een kinderoog’ beschrijft de dichter H.C. ten Berge in heldere bewoordingen zijn jongensjaren, hij poetst het fotolijstje schoon: je herkent hem er ogenblikkelijk in.
© 2022 sander grootendorst / Achterhoek Nieuws
In een interview in 2008 zei de Zutphense dichter en schrijver H.C. ten Berge dat hij bij een voordracht was aangekondigd als “de man die naar eigen zeggen geen moeilijke poëzie schrijft”. Met onbedoeld tegenovergesteld effect. “Zo kom ik nooit van dat predikaat af,” verzuchtte hij.
Een kinderoog, zijn nieuwste bundel, zal dat onterechte etiket van ontoegankelijkheid dan eindelijk losweken. Niet dat hij het zelf als een last ervaart – Ten Berge schrijft gewoon door, laat zich door niets en niemand van de wijs brengen. En zo, al schrijvend, steeds weer opnieuw op onderzoek naar de mogelijkheden en de grenzen van de taal en de menselijke verbeelding, is hij aanbeland bij zijn eigen jonge jaren. Wonend in Bergen aan Zee beleefde hij de oorlog als kind. Niet ongebruikelijk, typisch menselijk, hoe gevorderder de leeftijd, hoe groter de neiging terug te blikken. Afstand nemen om dichterbij te komen: misschien ook wel een kenmerk van literatuur en poëzie als zodanig.
Ten Berge (1938) heeft het in zijn nieuwste bundel niet over ‘de kleine H.C.’ of over ‘de jonge Hans’ – de hoofdpersoon, zijn alter ego, heet Xander Specht. Maar op de voorzijde van het boek prijkt een foto van de jonge Hans waarin je de oogopslag van de oude H.C. ogenblikkelijk herkent. De volwassene is naar de wereld blijven kijken met de blik van een kind.
H.C. ten Berge ontving in 2006 de P.C. Hooftprijs, de belangrijkste officiële Nederlandse literaire waardering. Een bekende Nederlander werd hij niet. De dichtkunst wordt niet in brede kring op waarde geschat.
Maar bij oorlogsherdenkingen die ik dit jaar voor deze krant mocht bijwonen in Vorden bleek: als het er echt op aankomt is de poëzie daar. Een Canadese nabestaande droeg op de begraafplaats een gedicht voor dat haar oom op zak had toen het vliegtuig waarin hij zat boven Hackfort werd neergeschoten.
Poëzie is er als je verdriet onder woorden wilt brengen, maar ook vreugde. Als je je jeugdherinneringen wilt oproepen en doorgeven, zoals Ten Berge in deze bundel doet. Een poging tot reconstructie van feiten, gebeurtenissen, avonturen, jongensdromen. Poëzie verleent die poging zeggingskracht.
Ten Berge vertelt, verhaalt, tast de grenzen van de poëzie zelf af, maar blijft er ritmisch consequent binnen. Hij voelt aan, wikt en weegt, aarzelend en vastberaden.
De bundel omvat het laatste oorlogs- en de eerste vredesjaren in Bergen, maar oorlog, vrede en jeugd zijn universeel, het had in de Achterhoek kunnen zijn.
Door zijn eigen herinneringen op te roepen, roept de dichter ook die van de lezer op.
Wie dat allemaal zo op kan schrijven, moet wel veel gelezen hebben. Van jongsaf aan was Hans ten Berge een lezer: dat scherpt de geest en scherpt de pen.
‘Ga toch buiten spelen,’ riep je moeder
als je weer een nieuwe Arendsoog
of Winnetou in handen kreeg.
Ze zei wat alle moeders zeiden:
‘Jij verknoeit je ogen nog.’
Al die avonturen, spanning, verre
landen waar het leven anders was,
raakten aan gevoeligheden die je geest
drogeerden als een toverdrank.’
Gelukkig heeft Xander/Hans het advies van zijn moeder in de wind geslagen. Bijna een mensenleven na dato maakt hij met Een kinderoog de weg vrij voor lezers van nu om zich vanaf hier te laten meeslepen – om niet te zeggen: drogeren – door de vele gedichten, romans en verhalen die hij inmiddels zelf schreef. Misschien in omgekeerde volgorde van verschijning? Te beginnen dus bij Een kinderoog? Het begin dat eindigt met een afscheid, de vlucht uit het ouderlijk huis:
Adieu
Vlug, wees weg,
verlaat het nest –
vlieg uit, wees
lucht, een wiekslag,
en kom nooit terug.
Op late leeftijd komt H.C. ten Berge desondanks nog één keer terug en laat ons meekijken door zijn dichtersoog.
H.C. ten Berge: Een kinderoog. De vroege jeugd van Xander Specht. Uitgeverij Koppernik