Van Winterthur naar Winterswijk zonder opsmuk

Op dezelfde dag dat in Vorden de postuum uitgegeven verhalenbundel Het boek van de kleine wereld werd gelanceerd, geschreven door Christiaan te Winkel (1942-2021), viel bij mij in Zutphen Nightcap Motel op de deurmat, geschreven door Franz Böni (1952-2023). De eerste geboren in Winterswijk, de tweede in Winterthur.

Enkele weken daarvoor was ik er toevallig achter gekomen dat de Zwitserse auteur onverwacht overleden was. Zijn boeken uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw heb ik destijds allemaal gelezen. Daartoe aangespoord door de in dit blog vaker gememoreerde Johannes P. Maassen, docent Duitse letterkunde aan wat nu de Radboud Universiteit in Nijmegen heet. Hij had gewezen op Böni’s kernachtige schrijftaal, zijn zinnen zonder enige opsmuk, zonder commercialiteit. Een verademing, toen al. Böni’s hoofdpersonen zijn steevast figuren die zich niet of nauwelijks aan de maatschappij weten aan te passen, maar dat ten diepste ook niet lijken te willen. Overigens boekte Ein Wanderer im Alpenregen (1979) ook in Nederlandse vertaling destijds toch op redelijke schaal succes.

De grasbaan
Maassens karakteristiek is ook van toepassing op het werk van Chris te Winkel, die zes jaar eerder debuteerde met de novelle De grasbaan. Beiden belandden bij gerenommeerde uitgevers, Böni bij Suhrkamp, Te Winkel bij Querido: die laatste zelfs buiten eigen medeweten om, zijn echtgenote Erna te Winkel-Wolters had het manuscript van De Grasbaan naar de uitgever opgestuurd. Een verhalenbundel en een roman zagen vervolgens nog het licht, daarna werd het stil rond de man die van beroep onderwijzer was aan een basisschool en leek te schrijven om de demonen van de depressiviteit van zich af te schudden; dat deed hij ’s nachts.

De grasbaan las ik pas nadat ik had vernomen van het overlijden van Te Winkel. Het verhaal is eveneens een verademing door de schrijfstijl, door het feit dat je een boek leest van iemand die niet op de schrijversvakschool heeft gezeten, die zijn verhalen schreef vanuit innerlijke drang, en niet doelbewust opbouwde teneinde de lezer te plezieren, in de hoop dat dat dan zoveel mogelijk lezers zouden zijn. Die ogenschijnlijk rommelige zinnen schreef met soms kort na elkaar hetzelfde woord, waar geen enkele eindredacteur aan heeft zitten sleutelen.

Dat geldt allemaal evenzeer voor Böni, die net als Te Winkel publiciteit compleet uit de weg ging: nooit liet hij zich interviewen. En Erna te Winkel vertelde dat haar man zich hopeloos opgelaten had gevoeld bij het Boekenbal, waarvoor hij min of meer gedwongen de uitnodiging had aangenomen. De schrijvers uit Winterthur en Winterswijk verbleven liever in hun eigen boeken van de kleine wereld.

Onverdroten
Waar Te Winkels schrijven droogviel, ging Böni onverdroten door, als het ware met de moed der wanhoop. In wezen vertelde hij steeds het zelfde verhaal en ook op dezelfde manier. Een citaat dat ik ooit in mijn dagboek noteerde: Sein ganzes Leben war een unaufhörliches Nachdenken über die Situation, in der er sich befand.* Maar inhoudelijk worden over dat ‘nadenken’ geen mededelingen gedaan, Böni beschrijft uitsluitend de situaties.

Na de dood van Suhrkamp-voorman Siegfried Unseld in 2002 raakte Böni zijn onderdak kwijt; enkele kleinere uitgeverijen publiceerden nog werk van hem. Een Zwitserse krant schreef over de “ooit veelbelovende auteur Franz Böni”: “zu Lebzeiten verschwunden”, bij leven verdwenen. Ondertussen dook Te Winkel op in een boek van Joris van Casteren over nog in leven zijnde totaal vergeten schrijvers. (Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf, 2012).

Christiaan te Winkel (links) en Franz Böni op foto’s uit de jaren zeventig van de vorige eeuw.

Door drukke journalistieke werkzaamheden kwam ik minder aan lezen toe, verloor Böni na 1990 uit het oog, maar blijkbaar niet uit het hart: kwam begin deze eeuw op een boekenmarkt een boek van hem tegen dat ik onomwonden aanschafte.
Het bericht over zijn overlijden was toch een kleine schok. Ik las dat er kort voordien een nog een boek met romanfragmenten was verschenen, zocht ernaar op het Duitse equivalent van Boekwinkeltjes en bestelde het.

Uitgevers
Tot mijn verrassing ontving ik een persoonlijk e-mail van de persoon bij wie ik de bestelling had gedaan. Deze Bruno Oetterli, wonend aan de Zwitserse kant van de Bodensee, zoals hij berichtte, had Franz Böni kort voor diens onverwachte dood nog gesproken. Ik bleek het boek onbewust te hebben aangevraagd bij de uitgever van Nightcap Motel. Per e-mail vertelde ik hem over mijn eerste kennismaking met het werk van de auteur. Had dus in dezelfde week contact met zowel de uitgever van Böni’s nagelaten werk als met die van Te Winkel: Hans de Beukelaer, aanwezig bij de boekpresentatie.

Fijn dat er zulke kleine uitgeverijen bestaan als Edition SIGNAThUR in Winterthur en Fagus in IJzerlo, die het zich willen veroorloven boeken op de markt te brengen als traktatie voor de liefhebber, hoewel de verkoop waarschijnlijk tegen zal vallen. Die, met andere woorden, net zo weinig ‘marktdenken’ als Franz Böni en Christiaan te Winkel. Dankzij hen kunnen wij, lezers, zinnen tot ons nemen zoals deze, van Te Winkel:
Ieder mens heeft wel haarscherpe herinneringen aan momenten waarop eigenlijk niets bijzonders gebeurde.
En daar een leven lang over nadenken.

* (Zijn hele leven was één onophoudelijk nadenken over de situatie waarin hij zich bevond. Weet niet helemaal zeker of dit het exacte citaat is).
Zie ook: Negen verhalen Chris te Winkel postuum gepubliceerd. (Achterhoek Nieuws).


Ontdek meer van natuurvertaler

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Vergelijkbare berichten