Klonk goed, daar in het zinderende Idinkbos, bij de elfde editie van ’n Drom: het Sinderense folktrio Derrick & the T-sisters. Hartstikke jong nog, en veelbelovend. Terwijl ze aan het spelen waren, vlogen er een paar vlinders (groot koolwitje, gehakkelde aurelia) boven de varens en het publiek, tussen de bomen en zelfs tussen de muzikanten door. “Niets van gemerkt,” zei Derrick (eig. Dirk) toen ik hem er na de set over aansprak. Begrijpelijk, hij was geconcentreerd aan het gitaarspelen en zingen. Maar zouden de vlinders er wèl wat van gemerkt hebben? Van de muziek, bedoel ik.
Verderop tijdens dezelfde culturele slenterboswandeling heb ik gedichten voorgedragen uit de bundel ‘Veertig ezelsbruggetjes’. Waaronder ‘Vlinderclaxon’. Dat móest gewoon. Alsof het gedichtje er eerder was dan de gelegenheid waarop het was geschreven. Vlinders die tussen spelende muzikanten doorfladderen… Harmonie van de folkmuziek, harmonie van de natuur.
(Voor wie de bundel heeft: ‘Landschap met cello’ zou ook nog van toepassing zijn geweest).
Dus bij deze alsnog opgedragen aan Derrick & the T-sisters:
Vlinderclaxon
Het oor van de vlinder
zit vol geluiden.
Hij hoort het fladderen
van zijn kameraden,
het stuifmeel vallen
in het gras,
de mussen hippen
over de tegels,
de vissen ademen
tegen het raam,
de rupsen knabbelen
aan de bladrand,
de wandelaar puffen
in de zomerwind.
Nooit komt er een einde
aan het gemompel
van het stof
op de zandweg.
© Sander Grootendorst