Ga naar de inhoud

Kwetsbare strijdvaardigheid

Volle bak in kunsthuis Dat Bolwerck zondagmiddag bij de lokale viering van Internationale Vrouwendag in Zutphen. In drie etappes werd het publiek getrakteerd op poëzie en muziek van en door vrouwen. Tussendoor gingen sommige bezoekers naar huis en er kwamen andere voor in de plaats.
Naar schatting waren het er bij elkaar een kleine tweehonderd…. vrijwel allemaal vrouwen.
Voorafgaand aan haar voordracht van vier gedichten stelde Sandra Weinz de retorische vraag: zouden er ook zo weinig vrouwen zijn gekomen als het een middag van mannelijke dichters en musici was geweest?
Waarschijnlijk niet.
De bijeenkomst werd in de persoon van Pieter Bas Kempe wel geopend door een man, maar Kempe is dan ook de woordvoerder van poëzieclub Kopwit, die het poëzieconcert mede mogelijk maakte. Hij kondigde het programma ook af, dat was niet per se nodig geweest. Maar je kunt ook redeneren dat Kempe tenminste wél tot die echte mannen behoort die gewoon naar zo’n poëzie- en muziekmanifestatie toegaan vanwege… de kwaliteit van de poëzie en de muziek. En omdat zij, gespeend van dat naargeestige mannelijke chauvinisme, de strijd van de vrouw een warm hart toedragen. Ook mijn eigen aanwezigheid in het publiek voelde als een ondersteuning daarvan.

Negen vrouwelijke dichters (het woord ‘dichteres’ heeft op een of andere manier iets denigrerend, afgeleids) en twee vrouwelijke musici traden op, Mariëtte Hehakaya (piano) en Maaike Schoenmaker (cello). De namen van de dichters: Louise Broekhuysen, Claudine de la Court, Bertje van Delden, Ingeborg ten Hoopen, Eke Mannink, Marianne M. Smit, Erika Visser, Alexandra Weinz en Anna Wiersma. Het zouden er eigenlijk twaalf zijn, maar drie waren er verhinderd. Geen idee hoe het zou zijn geweest met hen erbij, elke stem telt natuurlijk, elke vrouwenstem zeker – dat was de crux van het programma –, maar het zou met nog meer deelnemers allicht wat overdadig zijn geworden. Nu zat er een mooi evenwicht in. Ook in de variatie van de poëtische genres, zowel rijmend als vrij, zowel zonneklaar als doordenkers, zowel met een lach als met een traan (of beide), zowel zachtaardig als vol boosheid (of beide).

Bertje van Delden leest ‘Manifest’

Bertje van Delden zette, nog zonder muziek, de toon met een gedicht getiteld ‘Manifest’ waarin elke zin begint met het woord ‘zolang’. ‘Zolang overal op de wereld nog hele jonge meisjes uitgehuwelijkt worden…’ Gevolgd door een lange reeks voorbeelden van onrecht jegens vrouwen. Ze droeg ze voor met niet mis te verstane overtuiging: het móest gezegd worden. Interessant dat Ingeborg ten Hoopen in het derde blok hetzelfde deed. Bij haar was het ‘leitwort’: ‘Terwijl.’
Dat is een kenmerk van alle goede literatuur: het móet gezegd worden.
En van alle goede muziek: die móet gespeeld worden. Soms samen, soms solo, soms niet (poëzie heeft ook stilte nodig): pianiste en celliste kweten zich vol overgave van hun taak. Met alle gevoelige gevolgen vandien.
Het moment waarop een instrument – en al helemaal een cello of piano – met de dichter mee gaat doen. Al is het maar één akkoord. Het zal altijd weer ontroeren.

Objectief (of is het subjectief?) kun je vaststellen dat het ene gedicht sterker was dan het andere, de ene voordracht sterker dan de andere en dat je af en toe toch liever geen of misschien juist wel meer muziek had willen horen.

Maar dit was zo’n middag waarop dergelijke oordelen, die van recensenten min of meer worden verwacht, simpelweg niet aan de orde waren. Was het omdat in elk gedicht – zonder uitzondering – zoveel strijdbaarheid doorklonk? En tegelijkertijd kwetsbaarheid  – een modewoord misschien, maar zonder meer van toepassing. Kwetsbaarheid als uiting van kracht.
Of had het te maken met het publiek dat voelbaar open stond voor noodzakelijke kwetsbare strijdbaarheid?
Het ontbrak tijdens het vrouwelijke poëzie- en muziekdrieluik aan welke vorm van cynisme, arrogantie of betweterigheid dan ook.

Vox femina: het was een verademing.

Eke Mannink draagt haar gedicht ‘Zo stroom ik van je over’ voor. Achter de piano Mariëtte Hehaya, met de cello Maaike Schoenmaker.

sander grootendorst © 2020