Oorlogsgeweld is nooit ver weg. Dichter en predikant Willem Sluiter moest in de zeventiende eeuw vluchten uit wat nu officieel de Achterhoek heet en kwam terecht in Amsterdam. Een kleine vier eeuwen later is hij terug in de hoofdstad, vertegenwoordigd in een kleine tentoonstelling, een achterhoekje in het kolossale universiteitsgebouw aan de De Boelelaan.
Binnen in dat gebouw is het aangenaam toeven, alleen al omdat we ons even in onze studententijd waanden. En vergeleken bij de extreme hoogbouw rondom station Amsterdam-Zuid is de universiteit dan weer een accommodatie van bescheiden omvang. Misschien had Sluiter zich er wel thuisgevoeld, er valt in elk geval genoeg te lezen en dat deed hij denk ik graag; zelf droom ik nog wel eens van al die heerlijke uren in de universiteitsbibliotheek.
Het Amsterdam van toen zou je tegenwoordig een stadje noemen, zoals Zutphen, of misschien zelfs een dorp, maar het was toen zowel voor bewoners als bezoekers de grote stad. Sluiter had het daar niet zo op, zijn vreugd lag eerder in de Achterhoek.
Sy was soo wel in ons’ beroep tevreden,
dat nooit het hert haer hing na groote Steden,
Sy sprak, als ik, Daer is geen sael’ger stant,
als dat m’, in ’t stil, mag laeven op ’t lant.
Dat schreef hij in een klaagzang annex loflied, na het overlijden van zijn vrouw, die slechts vierentwintig werd: Doot’s echt-scheydinge. Een van Sluiters teksten die ook de lezer van nu nog raakt, zo wordt vermeld in de vitrine. Het geldt ook voor de persoonlijke ontboezemingen van Sluiters tijdgenoot, de Amsterdammer Vondel, bijvoorbeeld het gedicht over zijn overleden zoontje Constantijn, dat eindigt met de beroemde regel Eeuwigh gaat voor ogenblik.
De Sluitertentoonstelling geeft, knap gedaan, een beknopt maar toch volledig overzicht van Sluiters leven, zijn werk en de receptie daarvan tot op de dag van vandaag. QR-codes bieden de geïnteresseerde bezoekers verdere verdieping. Wij zeiden: in de grote vitrine was ter illustratie wellicht nog plaats geweest voor het gedicht Doot’s echt-scheydinge. Maar dat had dan alleen een fragment kunnen zijn, want het beslaat niet minder dan 158 vierregelige strofen, 632 regels dus. Bijna net zo buitenproportioneel als de huidige giga-architectuur op de Zuidas. Sluiter riep de hoogte in, naar God, hij vroeg zich wanhopig af: Waarom?
[…] ik dacht niet dat het swaerste kruis
soo snel en fel zou dringen in mijn huis.
In deze stemming draaft het gedicht maar door en door en je beseft langzaam maar zeker: nee, het is niet buitenproportioneel, het is juist een zeer menselijke uiting van onstuitbaar groot verdriet.
We lieten de universiteit achter ons en liepen nog naar Oud-Zuid, de Amazonenstraat, waar de vrouw die onze moeder zou worden op kamers is geweest – ze bleef daarna altijd contact houden met haar hospita.
De jarendertighoogbouw komt nu als laagbouw over. Als je de overdaad aan auto’s wegdenkt, voel je je hier niet onprettig, bijna thuis, ondanks het gure weer.
Om terug te gaan naar Sluiters tijd, moet je alles wegdenken, dit was het woeste land, dit was een achterhoek.
Ingeklemd tussen deze wijk en het immense RAI-complex ligt als een vreemde eend in de bijt het Beatrixpark. We voerden bedelende eenden stukjes krentenbol. De duisternis viel bijna in, en zowaar: een zanglijster begon te zingen. Zoals hij dat in de zeventiende eeuw ook al deed, als tijdgenoot van de leeuwerik en de nachtegaal die Willem Sluiter op zijn beurt in zijn liederen bezong. De kortste dag is geweest, de lente komt eraan, het leven gaat door. Eeuwigh gaat voor ogenblik.
© 2023 sander grootendorst
PS
Over Willem Sluiter en de tentoonstelling is nog veel meer te lezen op willemsluiter.nl
Als blijk van waardering en ter ondersteuning van natuurvertaler.nl kun je een bedrag naar keuze overmaken:
Betaling geschiedt veilig via iDeal of PayPal
Of rechtstreeks overmaken naar NL96ASNB0707472814 ten name van Natuurvertaler.
Alle gegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld.
Vragen, opmerkingen? Vul dan het contactformulier in.