Ze zijn waarschijnlijk al niet meer in leven, de twee komeetstaartvlinders met hun vleugelspanwijdte van twintig centimeter en hun lange staart die vijftien centimeter meet. Voor dagblad de Stentor schreef ik er vrijdag een stukje over. De twee waren uit hun cocon gekropen in de vlinderkas aan de Harenbergweg in Zutphen. Ver van huis, hun eigenlijke leefgebied is Madagascar. Ze zijn familie van de nachtpauwoog, die wel in Nederland voorkomt. Na vier dagen zit hun bestaan als vlinder er alweer op. Als rups en pop houden ze het langer vol.
Een stukje kleiner, maar ook geel met bruine vlekken, en ook nachtvlinder, is de hagendoornvlinder, een algemene soort, in het park of de tuin zijn ze te vinden, al heb ik ze nog nooit duidelijk gezien. Op de dag dat het stukje over zijn kleurgenoten uit Verweggistan in de krant stond, streek een hagendoornvlinder neer op het raam. Afgekomen op het kunstlicht uit de keuken, dat nachtvlinders steevast in verwarring brengt. Ze hebben aan de maan voldoende.
Vlinders in een kas, vlinder tegen een raam. Mooi geel.