Slotconcert Bach Bridges
Het festival Bach Bridges beleefde donderdagavond zijn apotheose met een concert in Zutphens akoestisch onvolprezen Buitensociëteit. Het was een groots concert, maar het schuurde ook, deze anders dan andere interpretatie van (delen van) Bachs Matthäus Passion. Op hoog niveau uitgevoerd door het Orkest van de Achttiende Eeuw, vergezeld door het Nationaal Gemengd Jeugdkoor en het Nationaal Kinderkoor, onder de vanzelfsprekend-meesterlijke leiding van dirigent Iván Fischer. Vergezeld ook door het Zutphen Zingt Project Koor, dat, in tweeën gesplitst, vóór in de zaal, aan weerszijden, was opgesteld en meezong met een aantal koralen. Met in elk van de helften een zingende Merel: Merel Hubatka links, Merel Harkink rechts. De twee dragers van het project dat Zutphen een week lang in de ban had gehouden. Harkink als de onvermoeibare dirigent die het amateurkoor had klaargestoomd, Hubatka als drijvende kracht van het festival, samen met organisator Michael Gieler, altviolist bij het Concertgebouw en artistiek directeur van de stichting Music Bridges.
De dirigent gaf het projectkoor telkens een seintje als het aan de beurt was: het stond, achter hem, als één man/vrouw op. Vanaf het balkon gezien had dat een bijzonder effect, het leek of de hele zaal opstond om mee te zingen.
Bach slaat bruggen, muziek slaat bruggen… De boodschap is duidelijk, het gaat om de verbindende kracht van muziek. Het was al te zien aan de samenstelling van het amateurkoor, waarvan enkele vluchtelingen deel uitmaakten. Ze wonen in het lokale asielzoekerscentrum. Voor de krant mocht ik een repetitie bijwonen en vernam dat slechts één van hen ooit van Bach had gehoord. Daar begon het, dat ‘schurende’ element, de cultuurshock. Weinig Zutphenaren hadden, anderzijds, ooit van de in de Arabische wereld beroemde Libanese zangeres Fayrouz gehoord. Bij de repetitie was het projectkoor een van haar liedjes aan het oefenen – in het Arabisch. Het stond in de Buitensociëteit niet op het programma; wel (weer iets héél anders) het gospelnummer Chain Song, een lied over slavernij, waarbij ‘Zutphen Zingt’ als waar gospelkoor meegalmde met zanger Jared Grant, die – ondanks de aanwezigheid om hem heen van zo’n ijzersterk orkest – zich slechts liet begeleiden door zijn eigen ritmisch meestampende voet.
Weer iets héél anders – ‘and now for something completely different’: het Monty Python-motto was op dit concert in overtreffende trap van toepassing. De grote Bach wist zich bij herhaling onderbroken door muziek van volstrekt andere orde. Maar wel – voor zover door westerse oren te beoordelen – van even grote kwaliteit en uitgevoerd door net zulke ervaren en gepassioneerde musici als de leden van het Orkest van de Achttiende Eeuw.
Na Jared Grant volgden nog de Syrische zangeres Waed Bouhassoun, begeleid door haar landgenoot Moslem Rahal (die de ney bespeelde, een soort fluit) en het trio Azize Afo (zang), Artyom Minasyan en Kalas Boudoyan (duduk). Duo en trio brachten wonderlijke, prachtige klaagzangen ten gehore. Azo, in opvallend felrood overhemd gekleed, is een Jezidi, lid van de geloofsgemeenschap die door IS deels werd uitgehongerd en uitgemoord. Zijn religie verenigt christelijke elementen met onder meer islamitische. Maar dat verenigende, verbindende, wordt in het genadeloze internationale hokjesdenken niet op prijs gesteld. Gelukkig is er de muziek. Azo droeg met grote intensiteit het lijden van zijn volk de buitensoos binnen. Net zo diep doorleefd als Bouhassoun het lot van de Syriërs bezong – we verstonden er geen woord van, maar we voelden de pijn van wat ze vertelde.
En Johann Sebastian Bach? Die moest wel even een tandje bijzetten, een uitvoering van de Matthäus op de automatische piloot zat er dit keer niet in. Gelukkig was hij in de goede handen van het Orkest van de Achttiende Eeuw. Zo kon hij het ook met vertrouwen opnemen tegen het ijzig mooie Agnus Dei uit het Requiem van de Armeense componist Tigran Mansurian (2011), een herinnering aan de genocide op diens volk.
Trouwens, Bach schuurt zelf óók al. Hij had zich destijds kunnen beperken tot een medley met als hoogtepunten het Erbarme Dich en Wir setzen uns in Tränen nieder. Maar hij bracht zijn Passion op flinke lengte door die composities te verbinden met gezongen en gezangzegde stukken. Het verhaal van Pasen, dat Bach ons vertelt, is óók tragisch, óók een klaagzang. Die gedeelde smart, het lijden van volkeren door de eeuwen heen, zat deze avond in alle ritmes, klanken en woorden, hoe extreem verschillend van nature ook. Het concert duurde twee uur, maar het leek veel langer.
Als opmaat naar het slot werd onverwacht een toneelstuk opgevoerd: een deel van Peter Weiss’ Die Ermittlung, over het Frankfurter Auschwitz-proces. Niet iets waar je op dat moment als publiek op zit te wachten, maar juist in dat opzicht sterk: het schuurde, alwéér, maar je besefte dat het moest.
Helaas schuurde het ook op een verkeerde manier, want de acteurs verspraken zich nogal eens, waardoor dit onderdeel iets van een slecht gerepeteerd schoolcabaret kreeg. Dat kan niet de bedoeling zijn op een avond van verder allemaal perfect gespeelde en gezongen noten.
Het laatste woord, en de laatste stem, was aan de tenor, de zingzegger, Mark Padmore. Een van de beste ter wereld. Hij verruilde Bach schijnbaar moeiteloos voor Maurice Ravel en zong een van diens Hebreeuwse melodieën, een ‘kaddisj’, Joods gebedlied. Perfecte verbinding tussen het (Midden-) Oosten en het westen, ideaal slot van een indrukwekkend concert dat nog lang in al zijn schoonheid zal blijven naschuren.
Sander Grootendorst © 2018