William Shakespeare |
Sluiter, Shakespeare en de leeuwerik
Preken, zei predikant Willem Sluiter, is »maer voor soo een korte tijd, van soo weynige gehoord, en [wordt] ten meerendeele vergeten«. Daarom ging hij dichten en dat hielp. Zijn zeventiende-eeuwse verzen werden tot ver in de negentiende eeuw nog gelezen, en gezongen (zoals je dat vroeger met verzen deed).
Vandaag was ik »voor soo een korte tijd« op Radio 1 in het programma De Taalstaat van Frits Spits om iets over het leeuwerikgedicht te vertellen dat woensdag in de uitkijktoren op de Needse Berg is onthuld. Het verwijst naar Willem Sluiter – in 1627 in Neede geboren – en naar de veldleeuwerik, die hij bezong. Een vogel die toen nog volop in het landschap aanwezig was.
Veldleeuwerik |
»Van soo weynige gehoord« klopt niet, De Taalstaat heeft aardig wat luisteraars in het hele land. Dat blijkt ook uit de reacties die ik kreeg. »Ten meerendeele vergeten« klopt allicht weer wel. Elk volgend interessant onderwerp onder de vele die in twee uur Taalstaat voorbijkomen, laat het vorige op z’n minst wat wegzakken. Uiteindelijk is vergetelheid ons aller lot. Maar misschien kan de dichtkunst ons daar dan toch enigszins voor behoeden. Shakespeares beroemde achttiende sonnet, het liefdesgedicht dat begint met de regel Shall I compare thee to a Summer’s Day? sluit af met de woorden So long as men can breathe, or eyes can see,/ So long lives this, and this gives life to thee. Zo lang er mensen zijn die kunnen lezen, lezen ze over jou. De geliefde tot wie Shakespeare zich in zijn sonnet richtte, leeft voort dankzij de poëzie. Al weten we dan niet met honderd procent zekerheid om welke persoon het gaat… Maar dat zijn peanuts in verhouding tot het statement. Het gedicht zelf leeft immers voort. En Shakespeare. Als het ware. Willem Sluiter kon destijds degenen die niet op de preek verschenen waren of aan hen die hem nog eens wilden beluisteren niet verwijzen naar Uitzending gemist. Frits Spits kan dat anno 2018 wel. Toch verwijst hij dan nog altijd niet naar het hele gedicht, ik las op de radio in zo korte tijd alleen de laatste twee van de zes vierregelige strofen voor. Voor het hele gedicht moet je naar de observatietoren op de Needse Berg. Daar hoor je dan ook de leeuwerik zingen. Hij is (vrijwel) uit het landschap verdwenen, maar dichters houden hem in leven.
Like to the lark at break of day arising
From sullen earth, sings hymns at heaven’s gate.