Ga naar de inhoud

Harig knopkruid

Een collega-journalist was twee weken geleden op bezoek. Hij deed na binnenkomst zijn jas uit en droeg daaronder geen warme trui, zoals ik, maar een zomers T-shirt. En dat terwijl de kachel op standje laag stond. De winter was meteorologisch officieel begonnen, toch zag ik de hele dag niemand met handschoenen aan fietsen. Hooguit was het buiten waterkoud.

Het KNMI becijferde dat de lente vorig jaar in Nederland net zo warm was als de lente in Nice (Zuid-Frankrijk) vijftig jaar geleden. Met de winters gaan we dezelfde kant op. Die historisch gezien razendsnelle ontwikkeling heeft invloed op uiteenlopende zaken, variërend van ons kleedgedrag – de trui had ik alleen nog maar als herinnering aan schaatswinters aangetrokken – tot aan de plantengroei.

Floron, de organisatie die de Nederlandse plantenwereld bestudeert, riep opnieuw natuurliefhebbers op om mee te doen aan de ‘eindejaarsplantenjacht’. Deelnemers gaan tussen kerst en 3 januari op zoek naar wat er allemaal in bloei staat. Ik noteerde tijdens een stadswandelingetje onder meer madeliefje, witte dovenetel en harig knopkruid.

Het madeliefje is geen goede graadmeter voor warmere winters, het kan alle twaalf maanden bloeien, ook als het vriest.  De witte dovenetel niet, die houdt er in principe in oktober mee op. Maar het vóelde nog als herfst, dus ik begreep hem wel. Het harig knopkruid bloeit volgens de Flora van Nederland eveneens tot in de herfst, maar Ton Denters geeft in zijn Stadsflora ook december nog als bloeimaand aan. In beide boeken, verschenen in 2020, worden méér soorten besproken dan in vorige uitgaven (Denters publiceerde in 2004 de voorganger Stadsplanten). Nieuw is bijvoorbeeld het kruipklokje. Oorspronkelijk uit Kroatië, hier in de handel gebracht als tuinplant en vervolgens spontaan uit tuinen weggekropen, naar groeiplaatsen onder muurtjes en hagen. Uit tuinen ‘ontsnapte’ planten zijn van alle tijden, maar de afgelopen decennia weten ze zich zonder verdere ondersteuning van een tuinier beter te handhaven. Allicht zijn voor planten uit het zuiden de hogere wintertemperaturen een aantrekkelijke factor. En in de stad is het ook nog eens gemiddeld warmer dan daarbuiten.

Harig knopkruid en zijn broertje kaal knopkruid zijn al langer binnen onze landsgrenzen actief. Het kale is in de 19e eeuw vanuit Midden-Amerika voor het eerst komen afreizen, het harige in 1920 vanuit Zuid-Amerika. Volgens Denters kan kaal knopkruid beter tegen koelte dan harig knopkruid; je zou denken dat dat andersom was. Ze hebben allebei onooglijke bloempjes – wit met een lieflijk geel hartje –, het zijn geen tuinplanten, ze hebben het stempel onkruid gekregen, ze zijn als schipbreukeling meegevaren over de grote oceaan. Je ziet ze gemakkelijk over het hoofd, tenzij je op eindejaarsplantenjacht bent natuurlijk.

Even van dichtbij bekijken of het in deze Zutphense steeg de kale of de harige is, die stoere met het T-shirt of die koukleum met de trui…

Zoals dat gaat wanneer je iets eenmaal hebt opgemerkt: als ik verder de stad in loop, zie ik nog veel meer harig knopkruid bloeien. Ik voel me erdoor omringd, ik krijg het er warm van.

(Contact/Achterhoek Nieuws, 6 januari 2021)
©2021 sander grootendorst